Donderdagavond eet ik met de regelmaat van de week bij mijn moeder. Niet alleen erg lekker, ook gezellig en handig. Handig in de zin dat er dan voor mij ook een wasje wordt gedraaid. Voor het volledige plaatje, ik was zelf ook.
Enfin, de televisie staat aan en er komt een reclame voorbij van het Rijksmuseum. Moeders reageert dat ze er best graag heen zou willen. Ik zeg, wat denk je van aanstaande maandag. Ik heb toch vakantie en ik kan beter mijn tijd invullen met quality-time dan met wassen. Zo gezegd, zo geschiede.
Zondag haakte mijn zus ook aan dus werd het een ouderwets familie-uitje. Sterker nog, de laatste keer dat wij met z’n allen een dagje weg zijn gegaan kan ik me eigenlijk niet meer heugen. Geeft ook niet want daar zijn we gewoon niet erg van.
Maandag. Met z’n drieën naar de mooiste stad van de wereld. Amsterdam. Het OV werd onze vriend en die droeg die vriendschap uit met verve, het liep op rolletjes. Mag ook gezegd worden.
Wij als barbaren waren alle drie nog nooit in het nieuwe Rijksmuseum geweest dus laat maar komen. De app stond startklaar om ons de tour langs de hoogtepunten te begeleiden. En direct krijg je de grote jongens voor de kiezen. Vermeer, Hals, Ruysdael, Steen en Rembrandt. Ik ben niet snel onder de indruk..en nu dus ook niet. Ruysdael kreeg gelijk de grap voor z’n raap dat het weersbeeld niet klopt (kijk het programma weermannen op omroep Max terug). Ik vond heel veel heel onduidelijk geschilderd, de gezichten moeilijk te ontwaren. Te bruin, te zwart, te donker.
Kunst is een relatief iets. Je vindt het mooi of niet. Ikzelf ben er achtergekomen dat bij mij alles uit die tijd, in die stijl, geen enkele vorm van opgewondenheid teweeg brengt. Het doet het me niet met mij. Van hoe dichtbij of veraf ik het ook bekeek. Wat wel opmerkelijk was, het gevoel dat je de stukken al jaren kent en ze dan eindelijk ziet. Alsof ze er altijd al voor je waren. Geëmigreerde familie die je nog nooit gezien hebt en nu sta je voor hun deur. Blijkt later na de ontmoeting dat ze helemaal niet zo leuk zijn.
En de post-it schilderijen. Wat? Ja, er hingen naast bepaalde schilderijen waarvan enkelen het BNP van een bescheiden land in Afrika waard zijn grote gele papieren posters. Daarop stond een grotere uitleg over de gedachten van de schilder, met een quote uit zijn mond.
Maar goed. Smaak. De van Gogh’s en de Monet liet me wel weten waar ik warm voor loop. Voor de Monet ben daarna twee keer terug gelopen. En “de Boerderij” van van Gogh had ik eigenlijk willen meenemen. Maar dat zou niet gelukt zijn. Je kan ze wel aanraken, wat ik zeer opmerkelijk vond, maar dat is dan ook gelijk het laatste wat je doet. En dat doe je ook gewoon niet. Gepaste afstand.
Overigens is het Aziatische deel van de toerismestroom mijn favoriet en mag altijd vooraan staan. Je kijkt er met gemak overheen en als ze een foto hebben gemaakt lopen ze gelijk door. Ze kijken niet eens naar het schilderij. Het is een soort van afwerkplaats. Erop, erover en door. Ik heb éen foto gemaakt van alleen een schilderij. Schilder Jan Veth maakte een portret van Albert Verwey. Eentje die de boel op stelten wilden zetten, schoffie. En als je dat weet en naar zijn gezichtsuitdrukking kijkt, denk ik, daar kan ik een avondje mee weg.
En dat in 1885. Vrienden van mij zouden dan ook zeggen: “die Albert heb je dus nog echt gekend!”. De wijsneuzen.
Wat ik zelf erg jammer vond. Misschien ligt dat dan ook aan mijn opslagcapaciteit in drie uur. De enorme hoeveelheid die je te verwerken krijgt. En bijvoorbeeld ook de zaal waar de van Gogh hangen. Twee werken boven elkaar. Hangt niet op ooghoogte en als je dan je blik naar boven went schijnen de spots zo op de doeken dat je het niet goed ziet. Hang ze dan niet op. En weer overal de gele A2s met de quotes. Wat al niet meer interessant is. En lelijk. En irritant.
Het is dan toch een ontdekkingsreis geweest. Eentje waarbij ik meer geleerd heb wat ik dus niet aan de wand zou hangen. Ook nuttig.
Wat dan wel? Dat ga ik uitzoeken. Het idee om meer musea te gaan bezoeken is aangewakkerd. Waar die grote gele vierkanten aan de muur wel tot z’n recht komen.
Ps. Natuurlijk heeft het Rijks (we kennen elkaar nu een beetje) ook modern. Maar daar ben ik niet aan toe gekomen. Ik beoordeel dus alleen wat ik gezien heb.