Ik ben dol op wielrennen. Al eerder blogde ik over de helden van Valkenburg en wielrenster Liset in het bijzonder. Hoewel ik zelf al een tijdje niet meer echt actief op het zadel zit loopt er toch een soort rood wielrendraadje door mijn tijd. Ik pakte afgelopen vrijdag dat draadje weer op. Met vijf vrienden naar de eerste van zes wielerdagen in Ahoy Rotterdam, de Zesdaagse.
Al jaren op het lijstje, net als het veldrijden, daar moeten we ook nog een keertje heen, en nu was het zover.
De laatste keer in Ahoy was voor mij North Sea Jazz. Drukte bij de ingangen, zenuwachtige mensen die hun helden gingen horen en zien, een atmosfeer waarvan je zin krijgt in wat je gaat doen. Nu niet. De rede werd me later duidelijk.
De zaal ziet er wel fantastisch uit met die (Siberisch) houten baan. Zoals op de oude foto’s die ik later zie in een standje. Daar kun je dus op hout gelamineerde foto’s kopen die je gewoon op internet ook kan vinden, waarom zou je het doen? Maar goed. Ahoy is terug in zijn oude glorie en daar hou ik van. Op ‘het veld’ is er 90% van de ruimte ingericht voor de sponsors en de rest dus voor de renners. Dat lijkt erg weinig en dat is het ook. Grote bars van Amstel Bier en vele tafels die aan een restaurant doen denken. Alleen bij de bars is het erg druk.
Het wielrennen gaat de hele avond constant door. Verschillende onderdelen passeren de revue. Zoals de koppelrit, de derny’s en ook de sprint. Maar het voelt als een programma wat strak afgewerkt moet worden. Voorbeeld, bij de sprint komen twee renners in de baan. Allebei met bovenbenen als 400 jaar oude eiken. Het publiek reageert pas op het moment dat de twee in ‘sur place’ komen (dat is stilstaan met de fiets zonder de grond te raken met je voeten) te staan, er is zelfs een bijpassend liedje voorgeprogrammeerd. Het lijkt erop dat de mensen dat moeten zien, anders is de avond niet compleet. Er is geen verassing. En dat merk je ook bij het publiek. De speaker moet een aantal keren dwingend vragen om applaus van de mensen op de tribune. Als het goed is moet dat gewoon vanzelf gaan.
En geloof me, ik vond het echt wel leuk om er te zijn en het mee te maken. De organisatie probeert van alles om het aantrekkelijk te maken. Mooie beelden op het scherm, de muziek die onder het fietsen wordt gedraaid maar ‘de sjeu’ is eruit. Johnny Hoogerland was het mooiste voorbeeld. De gevestigde naam uit de Nederlandse fietsglorie is onderdeel van een teampresentatie. De bedoeling is dat het team rondjes rijdt en de langzaamste valt af. Johnny heeft er zin behoorlijk zin. Gaat gelijk van kiet en rijdt drie rondes meters voor zijn ploeggenoten hard door. Je ziet hem achterom kijken met een vragende en ook verbaasde blik: “waar blijven jullie nou!?” Het gebeurd niet, na vijf rondes haakt hij af tot verbazing van de speaker. Het publiek kan zijn biertjes halen. Johnny zal nooit meer naar de Zesdaagse komen.
Ik neem genoegen met wat ik meemaakte. Het was gezellig om met m’n vrienden een avondje weg te zijn. En misschien was het ook wel wat minder omdat het eerste avond was. Renners moeten groeien in hun Zesdaagse toernooi en de punten zijn nog lang niet verdeeld. Alleen het spektakel waar de speaker het de hele avond over had heb ik niet meegemaakt. Tot een volgende etappe beste Zesdaagse, hopelijk krijg ik dan de koninginnenrit voorgeschoteld..